Deze oproep van het Financieel Dagblad lijkt me onterecht. We bouwen al meer dan vijf jaar in hoog tempo wind- en zonneparken, en stimuleren actief de elektrificatie van mobiliteit, verwarming en industrie. Elke eerstejaars natuurkundestudent kan uitrekenen dat dat binnen afzienbare tijd tot congestie op het bestaande stroomnet moet leiden. Dat net is overigens helemaal niet verouderd, zoals het FD suggereert, maar simpelweg niet ingericht op het door haast en paniek gedomineerde energiebeleid van de afgelopen vijf jaar. Dat moeten we vooral niet met nog meer haast en paniek vervolgen.
De opbouw van variabele wind- en zonnestroom zorgt voor steeds grotere pieken en dalen in het stroomaanbod. De verschuiving van energie uit brandstoffen (benzineauto’s, cv-ketels) naar energie uit elektriciteit (elektrische auto’s, warmtepompen) verhoogt de stroomvraag op het net. Dat net is prima ingericht voor het huidige stroomverbruik van 120 miljard kilowattuur per jaar, met een stabiel aanbod uit steenkool-, gas- en kerncentrales. Het is niet ingericht op een geschatte 200 miljard kilowattuur per jaar in 2030, met de helft variabel aanbod uit zon en wind. Opbouw van wind, zon en elektrificatie moet daarom hand in hand gaan met opbouw van netcapaciteit.
Dat vergt juist geen crisisaanpak. Als er iets voorspelbaar en planbaar is, is het dit. Dan nog zullen we met geen mogelijkheid genoeg wind- en zonne-stroom kunnen opwekken om de klimaatdoelen van 2030 te halen. Dat kan alleen door ons energieverbruik te halveren. Het kabinet zou klimaatdoelen en economische groei serieus moeten nemen, aldus het FD. Wellicht zit daar juist het dilemma, en gaan die twee niet samen. Ik denk dat eerlijk gezegd.