Het Zweedse staatsenergiebedrijf Vattenfall ontvangt 660 miljoen Nederlandse subsidie-euro’s voor 99 megawindmolens in de Wieringermeer. Daarmee zal jaarlijks 1,3 miljard kilowattuur groene stroom worden opgewekt. Dat is 1% van ons huidige elektriciteitsverbruik en dus 0,2% van ons totale energieverbruik. Die groene stroom zal aan nieuwe datacenters van de Amerikaanse ICT-giganten Microsoft en Google worden geleverd, niet aan 370.000 Nederlandse huishoudens. De Amerikanen verkleinen aldus hun CO2-footprint volgens het boekje.
De Nederlandse subsidiemiljoenen en de bijbehorende CO2-reductie komen zo ten goede aan Zweedse en Amerikaanse reuzen. Intussen kunnen de plaatselijke boeren geen zonnepanelen op hun daken leggen. Dat zou, met de sterk fluctuerende windenergieproductie van Vattenfall, het plaatselijke elektriciteitsnet teveel belasten. NRC analyseert deze Noord-Hollandse horrorstory dit weekend haarfijn.
Het is exemplarisch voor het nationale en internationale energiebeleid, waarin het realiseren van zoveel mogelijk windmolens, zonneparken, biomassacentrales, waterstoffabrieken, aardgasloze huizen en elektrische auto’s tot doel is verheven. De vraag hoeveel CO2 deze grootindustriële projecten werkelijk besparen verdwijnt steeds meer naar de achtergrond. Daarmee wordt het teleurstellende antwoord op die vraag verhuld.
Onze leiders, onze instituties, onze adviesorganen en vooral onze media geven ons de illusie dat alles maar betaalbaar blijft, ondanks dalende energie-efficientie en oprakende grondstofvoorraden. Ik verbaas me over de goedgelovigheid. De media praten en speculeren al acht weken non-stop over corona. Over de beter traceerbare afhankelijkheid van ecologie hoor ik ze nooit lang.